Ik was 12 en ik zat tussen de basisschool en de middelbare school in toen ik voor het eerst interesse toonde in een toetsenbord.
Mensen die me kennen weten dat ik aardig snel kan denken, maar motorisch niet tot de hoogbegaafden behoor. Mijn moeder heeft me actief moeten leren bokkiespringen, ik heb ooit een onvoldoende gehaald voor een koprol bij gym en ik wil het echt niet hebben over de hoeveelheid moeite die mijn rijbewijs halen me heeft gekost. Laten we het erop houden dat ik er nog steeds nachtmerries van heb.
Met dat in gedachten is het bijzonder dat ik het toetsenbord een blik waardig keurde. Maar goed, het was vakantie, ik had zoveel gedachten, angsten en prepuberale hormonen dat mijn hoofd dreigde te ontploffen en van mijn gebruikelijke uitlaatklep, schrijven in een schrift, had ik enorme kramp in mijn hand gekregen.
Die hele zomervakantie lang glipte ik overdag de werkkamer van mijn ouders binnen om me toets voor toets het typen eigen te maken. Tot ik met twee razendsnelle vingers precies de trein van mijn eigen gedachten bij kon houden.
Mijn gedachten waren dusdanig privé dat ik ze vrijwel altijd meteen uitprintte en in een map stopte. Ironisch genoeg heb ik van mijn allereerste digitale werk dus alleen een fysieke versie. Netjes in een snelhechter met foto’s van mensen die ik dacht nooit meer te kunnen vergeten, en -godzijdank- daarnaast ook de namen van de hoofdpersonen in mijn eigen verhaal.
Ik zeg vaak dat ik 17 jaar in de online communicatie werk. En dat is ook waar, 17 jaar geleden werd ik voor het eerst betaald voor de woorden die ik – inmiddels met vier vingers! – weet te typen. Maar tien jaar daarvoor, toen ik mijn verhaal toets voor toets op dat klikkende bord ramde, begon ik al aan de reis naar wat ik nu ben: een enorme computernerd.